De prikafspraak

Ik breng haar een zijden bloem, omdat ze geen echte bloemen in de buurt mag hebben na haar stamceltransplantatie. Van de overgebleven vrouwen in mijn leven is zij verreweg de belangrijkste. Ik zie haar te weinig. We wonen ver uit elkaar. Het knaagt. Altijd.
Ik ben een beetje nerveus over hoe ik haar zal aantreffen na drie weken geïsoleerde ziekenhuisopname. Behalve dat ze geen haar meer heeft, valt me op dat ze veel soepeler beweegt dan de laatste keer dat ik haar zag. Minder pijn, hoop ik zo voor haar.
Op de eetkamertafel staat een indrukwekkende stapel medicijndoosjes. In het oog springen de morfine en de oxycodon; het zwaardere geschut is ingezet. Mijn maag draait om.
Zodra ik op de bank zit, begint ze te vertellen. Over de ingrepen die in het ziekenhuis zijn uitgevoerd, over de ziekenhuisgeur die ze op een gegeven moment niet meer kon verdragen, over de grote steun die ze had aan de verpleegkundigen, die voor haar opkwamen als de dokter op het punt stond om een “suboptimale” beslissing te nemen.
Ze vertelt ook over de fouten die gemaakt zijn. Over belangrijke informatie die niet in het dossier terecht was gekomen (of wél, maar waar niks mee werd gedaan). Zoals de afspraak die ze met de dokter in het andere ziekenhuis had gemaakt om alleen nog onder begeleiding van een echo geprikt te worden. Zonder echo zou het prikken een ramp worden. “We proberen het gewoon even zonder echo, mevrouw,” zeiden ze hier. Het werd inderdaad een ramp. Ze had nog zo gewaarschuwd.
Halverwege haar verhaal komt haar ex-man het huis binnenlopen. “Hé, wat doe jij hier?” vraagt ze verrast. “Je hebt zo een telefonische afspraak met de dokter,” antwoordt hij nuchter. O ja, dat was ze even vergeten. Hij niet. Gewapend met pen, papier en een lijstje vragen controleert hij wel drie keer of haar telefoonvolume aanstaat.
Op de afgesproken tijd zitten we met z’n drieën rond de tafel met de telefoon in het midden. Na een kwartier klinkt haar beltoon – het is de buurvrouw. “Hoi! Ik moet meteen ophangen, want de dokter belt zo, doei!” roept ze, en ze hangt snel op. Tien minuten later is het wél de dokter. “Eigenlijk wilde ik vandaag een bloeduitslag met u bespreken,” klinkt het door de telefoon. “Maar ik zie geen uitslag. Bent u nog niet geprikt?”
Ze schrikken allebei. Een gemiste prikafspraak? Ze weet zeker dat ze geen uitnodiging heeft gekregen. Was het haar verantwoordelijkheid geweest om de afspraak te regelen? Bij de ene afdeling moet ze dat wél zelf doen, bij de andere niet. Het wordt niet duidelijk waar het is misgegaan.
Na het gesprek met de dokter logt haar ex-man met haar gegevens in op de patiëntportalen van de twee ziekenhuizen waar ze onder behandeling is. Stond de prikafspraak daar misschien tóch? Hij navigeert behendig door de applicaties heen en checkt de afspraken. Dat hij op twee portalen moet inloggen lijkt hem niet te deren; hij weet precies waar hij moet kijken. Ik vraag me af of dit háár ook zo gemakkelijk af zou gaan en gok eigenlijk van niet.
Als de prikafspraak spoorloos blijft, gaat hij de keuken opruimen. De vanzelfsprekendheid waarmee hij dat doet ontroert me en ik realiseer me dat hij een sterke steunpilaar voor haar is geweest gedurende haar ziekte. Ik voel een golf van dankbaarheid opkomen voor zijn inzet en besef opnieuw hoe onmisbaar een sterk sociaal netwerk is in dit soort situaties.
Ze wil een wandeling maken. “Ik moet wél m’n stappen halen,” zegt ze vastberaden. Bij de voordeur treft ze de postbode. Hij overhandigt haar een flinke stapel papier. Twee enveloppen zijn van het ziekenhuis: een afspraakbevestiging voor een controle en – ja hoor – een uitnodiging voor de prikafspraak waarvan de uitslag een uur geleden besproken had moeten worden.
Ze zucht. “Nou Loe, er valt nog heel wat te verbeteren aan dat gezondheidsinformatiestelsel van jou.”
**Gepubliceerd met toestemming van de patiënt**